De achterbank

Op de ring Antwerpen hoor ik een vaag gehum vanaf de achterbank. Bij Tessenderlo kan ik er niet meer om heen. Snel zet ik de radio harder, maar het is al te laat. ‘Twee uur rijden, kwart uur rust!’ hoor ik. Ik geef gas en haal in. ‘Ik dacht dat je rust wilde en het huis voor je alleen. Dan moet je NIET stiekem instappen.’ Tante Ka klakt met haar tong. ‘Ik kan jou niet alleen laten. Heb je enig idee hoe dat tentje straks weer in elkaar moet?’ Ik voeg in. Ik heb een paar filmpjes bekeken, maar het zag er nogal ingewikkeld uit. Eerst een cirkel maken, dan een acht, waarbij je flink op het tentje moet hangen. Ik zeg niets. Tante Ka gaat wat meer rechtop zitten. ‘Zie je! Dat dacht ik al. Goed dat ik er ben!’

Het tentje staat (zoals de naam beloofde) in een paar seconden overeind. Ik heb een luchtbed bij me en een elektrische pomp. Toevalligerwijs zit er een hulpstuk bij dat exact op het luchtbed past. “O,o!’ jammert tante Ka terwijl de pomp het luchtbed opblaast. Ik kijk haar verbaasd aan. Het gaat toch prima? 

Als ik het luchtbed op zijn plek leg begrijp ik het: Het is heerlijk dik, maar daardoor komt het erg dicht bij het tentdak. Ik probeer de ligging. Tussen mij en het tentdak is minstens een decimeter over. ‘Geen probleem!’ 

De lengte van de tent valt tegen. Zowel mijn hoofd als mijn voeten raken het tentzeil.

Tante Ka pakt haar mobiel. ‘Dat gaat lekken, hoor, als het regent!’ Ze scrolt direct naar de weersverwachting. ‘Morgen 90% kans op regen. Je had ook veel eerder moeten boeken. Dan had je nog in een huisje gekund. Ik zei het nog. Je bent veel te laat. En kijk nou wat een PIEPklein tentje! Je kunt je niet eens omkleden, wat zeg ik: je kunt je niet eens omdraaien! Als je op wilt staan, moet je eerst over het gras naar buiten kruipen. En als je er uit moet terwijl het regent is je dekbed meteen nat. Vijf jaar geleden was je tent een stuk groter en toen liep je na drie dagen strompelend over het veld. Weet je nog? Je zou NOOIT meer kamperen. En wat doe je NU?!!’

Ik ben bang dat ze gelijk heeft.   

En ze kreeg gelijk. Het zou gaan regenen. Het dekbed zou nat worden. Het tentje bleek inderdaad PIEPklein en bovendien (door een handige zon-werende laag) stikdonker. Daardoor zou ik onafgebroken op zoek zijn naar mijn zaklamp (vind die maar eens in het donker), mijn bril (vindt die maar eens zonder zaklamp) of mijn autosleutels (waarom zijn die zo KLEIN?!)

‘Weet je wat,’ zeg ik de volgende dag, nadat ik respectievelijk mijn bril, zaklamp en korte broek-met-daarin-de autosleutel gevonden heb. ‘Als jij nou es lekker in de auto gaat zitten. Dan heb je een goeie stoel, het is er kurkdroog en je hebt een stuk meer ruimte dan in de tent. Loop maar mee, dan breng ik je.’

‘Maar jij dan?!’ vraagt tante Ka bezorgd. Ik doe de autodeur open. ‘Ik red me wel.’ Tante Ka stapt aarzelend in. ‘Weet je het zeker? Dat tentje moet ook weer terug in die tas…’ Ik klik de deur op slot en zwaai. ‘Tot volgende week!’

Ik heb een heerlijke week gehad. Nat. Donker. Maar ZO rustig.

Ben je toe aan een nieuwe blik op je eigen tante? Doe mee met het tante Ka theekransje.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Schrijf je in

Voor meer Spark in je inbox